“Circulaire economie is een model van productie en consumptie, waarbij bestaande materialen en producten zo lang mogelijk worden gedeeld, verhuurd, hergebruikt, hersteld, opgeknapt en gerecycleerd om meer waarde te creëren. Op deze manier wordt de levenscyclus van producten uitgebreid”. – Europees Parlement

De moderniteit heeft te maken met globale risico’s die dringend en complex zijn. De wereld is continu veranderlijk en heeft een immense reikwijdte, waar niemand zich aan kan onttrekken. Ieder is dan ook verantwoordelijk voor de gevolgen en transformaties die ons maatschappelijk systeem teweegbrengen. Het huidige probleem van klimaatverandering is een voorbeeld hiervan. De benadering van dit probleem vraagt om interdisciplinaire kennis en holistische blik. Vaardigheden als flexibiliteit, het leggen van verbanden, kritisch denken, afwegingen maken, samenwerken en het denken in scenario’s zijn nodig om hierop te reageren. De rol van het onderwijs is hierin cruciaal. De menselijke ‘vormgeving’ van de toekomst gaat hand in hand met de invulling van het onderwijssysteem. Een verandering in denkwijze is nodig om de gevolgen van mens gefabriceerde risico’s bij te benen. Dat de natuur niet beheersbaar is, is alom bekend, maar de vraag blijft op wat voor manier we hiermee om moeten gaan.

Hoe creëren we een meer buigzame wereld waarbij ontwikkeling op zowel economisch, sociaal en ecologisch vlak op een duurzame manier verloopt en ieder zich onder leefbare omstandigheden in, op zijn minst, primaire behoeften kan voorzien? 

Veel scenario’s om te reageren op een globaal vraagstuk als deze zijn mogelijk, maar waar beginnen wij en wat doet Nederland om risico’s en effecten te beperken. Nederland heeft in het Rijksbrede programma Circulaire Economie 2016 als doel in 2050 volledig circulair te zijn. Het systeem is bedoeld om de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en hierdoor waardevernietiging te minimaliseren. Het systeem moet een meer duurzame wereld creëren waar bestaande productieprocessen efficiënter gemaakt worden. Ook wordt er gefocust op innovatie en circulair ontwerpen. Het gaat hier om een verandering in denkwijze. Men is niet alleen verantwoordelijk voor het produceren van een product, maar ook voor de herbruikbaarheid. Door innovatief te ontwerpen wordt dit proces vereenvoudigd. Nederland focust zich op de sectoren: biomassa en voedsel, kunststoffen, de maakindustrie (verwerking van materialen), de bouw en consumptie goederen. Het uiteenlopende karakter van de verschillende focus gebieden geeft aan dat een circulair systeem zich niet onthoudt aan een enkel vakgebied. Het interdiciplaire karakter toont aan dat samenwerking nodig is om een succesvolle circulaire economie te creëren.

Om maar een voorbeeld te geven, Speeltuin Wikado waar afgedankte windmolenwieken gebruikt zijn voor het maken van een speelparadijs voor kinderen. Of Bammetjes Bier waar brood afvalresten gebruikt worden voor het brouwen van bier. Al die cirkels waarin grondstoffen rouleren zijn door het Ellen MacArthur Foundation 2015a samengevat in het vlinderdiagram. 

 

 

Het diagram geeft aan dat er twee aparte kringlopen bestaan: de bio-cycle en de techno-cycle. Dit vanwege een ander hergebruikproces voor technische materialen ten opzichte van organische grondstoffen. Binnen de cycle zijn er verschillende niveaus van hergebruik. Daarnaast is er een voorkeur voor een korte cycli aangezien deze minder bewerkingsstappen als arbeid, transport en energie vraagt. 

De transitie naar een dergelijk systeem vraagt om bewustwording. Dit is iets waar ook onderwijs aan bijdraagt. Van jongs af aan moet men zich bewust worden van de wereld om zich heen en betrokken zijn bij maatschappelijke ontwikkelingen. Een meer praktische manier van leren die aansluit op de werkelijkheid, jongeren motiveert en onderdeel laat zijn van deze ontwikkeling zou hieraan bijdragen. Daarbij vraagt de complexiteit om systeemdenken en samenwerking vanuit verschillende disciplines. Vele scholen zijn bezig met het implementeren van initiatieven, projecten of opleidingen die deze ontwikkeling stimuleren. Ook vanuit studenten is hier vraag naar. In 2014 sloten jongerenorganisaties, gesteund door het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, een verdrag met de Tweede Kamer. Er werd gepleit voor de integratie van duurzame ontwikkeling in het onderwijs. De regering heeft in vervolg Het Groene Brein gevraagd onderzoek te doen naar de huidige mate van duurzame ontwikkeling in het onderwijs en op wat voor manier dit gefaciliteerd kan worden.

Het Rapportage onderzoek Duurzaam Onderwijs 2015 fungeert als nulmeting, waar duurzaam onderwijs gedefinieerd wordt als “een samenhang tussen duurzaamheid en systeem denken in het onderwijs”. Het onderzoek wijst uit dat binnen het PO, VO, MBO, HBO en WO respectievelijk 4%, 9%, onduidelijk, 7% en 11% van de scholen/opleidingen in 2015 als duurzaam kunnen worden bestempeld. Voor het MBO was het beeld te versnipperd om uitspraak te kunnen doen. De doelstelling van het onderzoek is het ontwikkelen en versterken van hoogwaardig onderwijs en het opleiden van mensen die vorm willen en kunnen geven aan duurzame ontwikkeling in de toekomst. Volgens de onderzoekers zijn de begrippen systeemdenken en wereldburgerschap cruciaal om deze ontwikkeling te waarborgen. Het systeemdenken is nodig om de complexiteit van onze huidige wereld te kunnen overzien. Een actie heeft niet een enkelvoudig effect als gevolg, het zorgt eerder voor een kettingreactie aan gevolgen binnen ons systeem. Voor wereldburgerschap wordt gepleit vanwege het verlies aan verbondenheid met de wereld om ons heen. De technologische ontwikkeling samen met een meer individuele verstedelijkte samenleving leidt tot afstand. Bewustwording is hier ook onderdeel van.

Als conclusie op in hoeverre het onderwijs als duurzaam bestempeld kan worden, geeft het onderzoek aan dat het structurele integreren van het thema op school vaak achterblijft.  Ook gaat het vaak over incidentele projecten of initiatieven met een ad hoc karakter. Het netwerk is relatief klein en er wordt weinig informatie uitgewisseld. Om ontwikkeling te faciliteren spreekt het onderzoek over een benodigd ondersteuningskader. Dit kader staat ook wel bekend als het triple helix model, waar interactie en samenwerking tussen onderwijs, het bedrijfsleven en de overheid nodig is voor het bevorderen van economische, sociale en ecologische ontwikkeling.

Als conclusie geeft het onderzoek aan dat er een aantal elementen missen voor een succesvol ondersteuningskader. Ten eerste zou er meer gefocust moeten worden op het zichtbaar maken van de vraag om duurzaamheid in het onderwijs. Belangrijk hier is het duiden van de relevantie voor een betreffende sector. Duurzaamheid is context afhankelijk. Ten tweede het ruimte geven aan de scholen zelf voor nieuwe ontwikkelingen in het onderwijs en deze in vervolg als voorbeeld gebruiken wanneer succesvol. Ondersteuning bieden aan bottom-up input vanuit leerlaren en leerlingen bevorderd de mate van betrokkenheid. Ten derde is het belangrijk om te zorgen voor verbinding tussen mensen, initiatieven en organisaties. Verbinding op lokaal en regionaal niveau zal de kwantiteit en kwaliteit van duurzame ontwikkeling in het onderwijs stimuleren.

Bursar gelooft dat het van belang is om mee te bewegen met de tijdgeest waarin wij leven. Duurzame ontwikkeling maakt daar onderdeel vanuit en verdient een prominente rol in de leeromgeving van kinderen, leerlingen, studenten en ieder die hieraan verbonden is.  

Wij zijn benieuwd naar uw ervaring met de integratie van duurzame ontwikkeling in het onderwijs. Hoe kijkt u tegen deze visie aan? En wat zijn bij u de ontwikkelingen geweest?